1. Wedden?
‘Zullen we gaan zwemmen?’ vroeg Mare.
Mark schudde zijn hoofd. ‘Hebben we gisteren al gedaan. Én eergisteren.’
Mark en Mare zaten op een bankje in het park vlakbij hun huis. De zomervakantie was leuk, maar soms duurde hij wel érg lang…
‘Zullen we dan naar het speeltuintje?’ vroeg Mare.
‘Geen zin,’ antwoordde Mark. ‘Het speeltuintje is saai.’ Er stond alleen zo’n domme wipkip en een glijbaantje voor kleuters.
‘Of,’ ging Mare verder, ‘of zullen we gaan skaten?’
‘Veel te warm,’ antwoordde Mark. ‘Van skaten ga je zweten.’
Zijn zus zuchtte. ‘Mannen!’ Ze klonk net als mama wanneer papa weer eens iets doms gezegd had.
‘Waarom moet ík eigenlijk altijd verzinnen wat we gaan doen?’ mopperde Mare. ‘Jíj bent toch de oudste? Verzin jíj eens wat!’
Mare had gelijk. Dingen verzinnen was inderdaad niet Marks sterkste kant. Meestal deed hij gewoon wat zijn zus wilde. Maar vandaag zou daar verandering in komen!
Mark keek om zich heen. Ergens moest hier toch wel iets leuks te doen zijn?
‘Iets spannends,’ dacht hij hardop. Meteen moest hij aan het boek denken dat hij thuis aan het lezen was. Spion in Spanje. Over een jongen die in Spanje op het spoor van een bende komt. ‘Iets spannends met spionnen,’ zei hij zacht.
‘Spionnen?’ herhaalde Mare. ‘Hier, in onze buurt? Het is hier al spannend als het stoplicht op rood springt.’ Ze snoof. ‘Denk je nou écht dat hier spionnen zijn?’
‘Wel als wíj de spionnen zijn,’ antwoordde Mark.
Mare keek hem vragend aan. ‘Hoe bedoel je?’
‘Nou wij kunnen toch voor spion gaan spelen?’ zei Mark. ‘Dan gaan we iemand achtervolgen enzo.’
‘Wie dan?’ vroeg Mare.
‘Nou eh…’ Mark zocht in zijn hoofd naar de juiste persoon. Als hij nu de verkeerde koos zou zijn plan in één klap in de vuilnisbak liggen.
‘Die daar!’ Mark wees naar een man die zo twintig meter verderop languit op een bankje lag te slapen.
‘Een zwerver,’ zei hij op gedempte toon. ‘Dat is net zoiets als een misdadiger.’
‘Echt niet!’ zei Mare. ‘Zwervers zijn gewoon mensen die geen huis hebben om in te wonen.’
‘En hoe komt dat?’ vroeg Mark.
Mare haalde haar schouders op. ‘Omdat ze geen werk hebben?’
‘Precies!’ zei Mark. ‘En geen werk betekent geen geld. En toch hebben ze geld te eten én… te drinken.’ Hij wees naar het stapeltje lege bierblikjes dat onder het bankje van de zwerver stond.
‘Hoe komt die zwerver volgens jou dan aan dat geld?’ vroeg hij.
Mare antwoordde niets. Mark gaf zelf maar het antwoord.
‘Stelen,’ zei hij. ‘Ze stelen om aan geld te komen.’
Mare keek hem met een frons in haar voorhoofd aan. ‘Echt?’
‘Lijkt me logisch,’ antwoordde Mark. ‘Dit is wat we gaan doen.’ Hij draaide zich naar zijn zus en ging fluisterend verder. ‘We gaan die zwerver achtervolgen. Op een afstandje, natuurlijk, anders ontdekt hij ons. En als hij dan iets steelt, bellen we de politie.’ Hij voelde voorzichtig aan zijn broekzak. Gelukkig, hij was zijn mobieltje in ieder geval niet vergeten.
Mare schudde langzaam haar hoofd. ‘Ik geloof het niet,’ zei ze. ‘Zwervers zijn geen dieven.’
‘Wedden?’ zei Mark. ‘Vijf euro?’
Mare dacht even na. ‘Vijf euro,’ zei ze toen. ‘Én een week alleen afwassen.’ Ze stak haar hand uit.
Mark aarzelde. Een hele week alleen afwassen was wel érg lang. Hij haatte dat klusje. Aan de andere kant, wat kon er misgaan? Hij wist zeker dat die zwerver ook een dief was.
Mark pakte Mares hand en schudde hem. ‘Afgesproken,’ zei hij. ‘Vijf euro en een week afwassen.’
‘Zullen we gaan zwemmen?’ vroeg Mare.
Mark schudde zijn hoofd. ‘Hebben we gisteren al gedaan. Én eergisteren.’
Mark en Mare zaten op een bankje in het park vlakbij hun huis. De zomervakantie was leuk, maar soms duurde hij wel érg lang…
‘Zullen we dan naar het speeltuintje?’ vroeg Mare.
‘Geen zin,’ antwoordde Mark. ‘Het speeltuintje is saai.’ Er stond alleen zo’n domme wipkip en een glijbaantje voor kleuters.
‘Of,’ ging Mare verder, ‘of zullen we gaan skaten?’
‘Veel te warm,’ antwoordde Mark. ‘Van skaten ga je zweten.’
Zijn zus zuchtte. ‘Mannen!’ Ze klonk net als mama wanneer papa weer eens iets doms gezegd had.
‘Waarom moet ík eigenlijk altijd verzinnen wat we gaan doen?’ mopperde Mare. ‘Jíj bent toch de oudste? Verzin jíj eens wat!’
Mare had gelijk. Dingen verzinnen was inderdaad niet Marks sterkste kant. Meestal deed hij gewoon wat zijn zus wilde. Maar vandaag zou daar verandering in komen!
Mark keek om zich heen. Ergens moest hier toch wel iets leuks te doen zijn?
‘Iets spannends,’ dacht hij hardop. Meteen moest hij aan het boek denken dat hij thuis aan het lezen was. Spion in Spanje. Over een jongen die in Spanje op het spoor van een bende komt. ‘Iets spannends met spionnen,’ zei hij zacht.
‘Spionnen?’ herhaalde Mare. ‘Hier, in onze buurt? Het is hier al spannend als het stoplicht op rood springt.’ Ze snoof. ‘Denk je nou écht dat hier spionnen zijn?’
‘Wel als wíj de spionnen zijn,’ antwoordde Mark.
Mare keek hem vragend aan. ‘Hoe bedoel je?’
‘Nou wij kunnen toch voor spion gaan spelen?’ zei Mark. ‘Dan gaan we iemand achtervolgen enzo.’
‘Wie dan?’ vroeg Mare.
‘Nou eh…’ Mark zocht in zijn hoofd naar de juiste persoon. Als hij nu de verkeerde koos zou zijn plan in één klap in de vuilnisbak liggen.
‘Die daar!’ Mark wees naar een man die zo twintig meter verderop languit op een bankje lag te slapen.
‘Een zwerver,’ zei hij op gedempte toon. ‘Dat is net zoiets als een misdadiger.’
‘Echt niet!’ zei Mare. ‘Zwervers zijn gewoon mensen die geen huis hebben om in te wonen.’
‘En hoe komt dat?’ vroeg Mark.
Mare haalde haar schouders op. ‘Omdat ze geen werk hebben?’
‘Precies!’ zei Mark. ‘En geen werk betekent geen geld. En toch hebben ze geld te eten én… te drinken.’ Hij wees naar het stapeltje lege bierblikjes dat onder het bankje van de zwerver stond.
‘Hoe komt die zwerver volgens jou dan aan dat geld?’ vroeg hij.
Mare antwoordde niets. Mark gaf zelf maar het antwoord.
‘Stelen,’ zei hij. ‘Ze stelen om aan geld te komen.’
Mare keek hem met een frons in haar voorhoofd aan. ‘Echt?’
‘Lijkt me logisch,’ antwoordde Mark. ‘Dit is wat we gaan doen.’ Hij draaide zich naar zijn zus en ging fluisterend verder. ‘We gaan die zwerver achtervolgen. Op een afstandje, natuurlijk, anders ontdekt hij ons. En als hij dan iets steelt, bellen we de politie.’ Hij voelde voorzichtig aan zijn broekzak. Gelukkig, hij was zijn mobieltje in ieder geval niet vergeten.
Mare schudde langzaam haar hoofd. ‘Ik geloof het niet,’ zei ze. ‘Zwervers zijn geen dieven.’
‘Wedden?’ zei Mark. ‘Vijf euro?’
Mare dacht even na. ‘Vijf euro,’ zei ze toen. ‘Én een week alleen afwassen.’ Ze stak haar hand uit.
Mark aarzelde. Een hele week alleen afwassen was wel érg lang. Hij haatte dat klusje. Aan de andere kant, wat kon er misgaan? Hij wist zeker dat die zwerver ook een dief was.
Mark pakte Mares hand en schudde hem. ‘Afgesproken,’ zei hij. ‘Vijf euro en een week afwassen.’