Senna
‘Rustig.’ Mike gaf een klein rukje aan de riem. Senna gehoorzaamde gelijk: ze begon langzamer te lopen.
‘Wil jíj haar soms even vasthouden?’ vroeg Mike.
‘Dacht het niet,’ zei Mo. Hij keek met een vies gezicht naar de hond.
Mike schudde zijn hoofd. Senna was helemaal niet vies. Oké, als ze nat was dan rook ze wel een beetje. Maar Senna was de schoonste hond die hij kende. Senna was een superhond. Ze was sterk, ze was snel, ze was mooi.
‘Mooie Merel,’ zei Mo opeens.
‘Wat?’ Mike schrok op uit zijn gedachten. Nu pas zag hij dat ze al bij het uitlaatveldje waren.
‘Mooie Merel,’ herhaalde Mo.
Mike hoefde niet lang te zoeken. Daar onder een grote boom stond Merel: het mooiste meisje van de school. Een dunne zonnestraal scheen precies op haar hoofd. Het leek net of die straal een touw was. Alsof iemand Merel met een lang koord uit de hemel had laten zakken.
‘Maak haar maar los,’ zei Mo.
‘Merel?’ vroeg Mike verbaasd.
‘Sukkel,’ siste Mo. ‘De hond natuurlijk.’
‘O ja,’ stamelde Mike. Vlug klikte hij de riem los van de halsband. Senna sprong meteen vooruit. Ze bleef blaffend voor Mo staan. Mo haalde de plastic werparm met de tennisbal tevoorschijn.
Mike glimlachte. Mo had niets met honden, maar wél met ballen. Sinds hij van de werparm wist was hij elke dag meegegaan. Met de werparm kwam je mega-ver.
Mo zwaaide de plastic arm met de tennisbal naar achteren. Toen slingerde hij met een snelle beweging de bal tientallen meters het veldje op. Senna sprintte er als een dolle hond achteraan.
Mikes blik dwaalde weer naar Merel. Een klein wit hondje drentelde langs haar benen. Ze kwam zijn kant op! Had ze hem gezien?
Ze had hem gezien! Zijn hart sloeg een slag over. Wat moest hij zeggen? Waarom kon hij niet meer als Mo zijn? Die zou meteen een verhaal gaan vertellen. Waarom was hij zo verschrikkelijk verlegen?
‘Hoi,’ zei Merel.
‘Hoi,’ zei Mike. ‘Lekker weertje, hè?’ Hij voelde zijn wangen warm worden.Lekker weertje? Zoiets zeiden alleen bejaarden.
‘Mooie hond,’ zei Merel. Ze wees naar Senna.
‘Ja,’ zei Mike, ‘jij ook.’ Zijn hoofd ontplofde bijna. ‘Ik eh bedoel: jouw hond is ook mooi.’ Hij knikte naar het witte hondje.
‘Van mijn oma,’ zei Merel. ‘Ze heeft een nieuwe knie gekregen, dus nu moet ik hem uitlaten.’
‘Oh.’
Daarna werd het stil. Mike staarde naar zijn schoenen. Waarom kwam er nu niet een geweldige grap in zijn hoofd? Of een stoere zin waardoor ze meteen verliefd op hem werd. Of gewoon… iets.
‘Doei,’ zei Merel.
‘Doei,’ zei Mike. ‘Groetjes aan je oma.’
Merel glimlachte en stak de straat over.
Groetjes aan je oma, herhaalde Mike in zijn hoofd. Weer zo’n bejaardenzin. Hij had toch wel wat anders kunnen zeggen? Hij had kunnen vragen of Merel zelf ook van honden hield. Of welk ras het hondje was. Of hoe het met haar oma was. Of-
‘Mike!’
Mo kwam hijgend aangerend.
‘Senna!’ schreeuwde hij. ‘Ze komt maar niet terug.’
‘Heb je goed geroepen?’ vroeg Mike.
‘Natuurlijk,’ antwoordde Mo. ‘Maar ze komt niet.’ Zijn stem klonk schor.
Mike stak twee vingers in zijn mond en floot.
‘Ze komt wel,’ zei hij. ‘Ze heeft zeker een andere hond gezien.’
Hij zette zijn handen aan zijn mond. ‘Sen-na! Kom!’ Er gebeurde niets.
Mike floot en schreeuwde tot zijn mond droog was.
Dit klopte niet. ‘Waar is ze naartoe gerend?’ vroeg hij.
Mo wees. ‘Ik heb de bal achter die struiken gegooid.’
Mike volgde Mo over het uitlaatveldje naar de struiken.
‘Senna!’ schreeuwde hij. ‘Kom!’
Hij staarde met ingehouden adem naar de struiken. Er bewoog geen takje, er klonk geen enkel blafje.
Mikes maag draaide. Dit was niets voor Senna. Ze gehoorzaamde altijd gelijk. Zo was ze afgericht. Er was iets mis, dat moest wel. Hij begon te rennen. Bij de struiken stonden ze even stil.
‘Is ze door de struiken gegaan?’ vroeg Mike.
Mo knikte.
Mike aarzelde niet langer. Hij duwde de takken opzij en worstelde zich door de struiken. Een paar momenten later stond hij aan de andere kant.
Toen zag hij haar: Senna lag op haar zij naast een sloot.
Ze lag stil.
Doodstil.
‘Rustig.’ Mike gaf een klein rukje aan de riem. Senna gehoorzaamde gelijk: ze begon langzamer te lopen.
‘Wil jíj haar soms even vasthouden?’ vroeg Mike.
‘Dacht het niet,’ zei Mo. Hij keek met een vies gezicht naar de hond.
Mike schudde zijn hoofd. Senna was helemaal niet vies. Oké, als ze nat was dan rook ze wel een beetje. Maar Senna was de schoonste hond die hij kende. Senna was een superhond. Ze was sterk, ze was snel, ze was mooi.
‘Mooie Merel,’ zei Mo opeens.
‘Wat?’ Mike schrok op uit zijn gedachten. Nu pas zag hij dat ze al bij het uitlaatveldje waren.
‘Mooie Merel,’ herhaalde Mo.
Mike hoefde niet lang te zoeken. Daar onder een grote boom stond Merel: het mooiste meisje van de school. Een dunne zonnestraal scheen precies op haar hoofd. Het leek net of die straal een touw was. Alsof iemand Merel met een lang koord uit de hemel had laten zakken.
‘Maak haar maar los,’ zei Mo.
‘Merel?’ vroeg Mike verbaasd.
‘Sukkel,’ siste Mo. ‘De hond natuurlijk.’
‘O ja,’ stamelde Mike. Vlug klikte hij de riem los van de halsband. Senna sprong meteen vooruit. Ze bleef blaffend voor Mo staan. Mo haalde de plastic werparm met de tennisbal tevoorschijn.
Mike glimlachte. Mo had niets met honden, maar wél met ballen. Sinds hij van de werparm wist was hij elke dag meegegaan. Met de werparm kwam je mega-ver.
Mo zwaaide de plastic arm met de tennisbal naar achteren. Toen slingerde hij met een snelle beweging de bal tientallen meters het veldje op. Senna sprintte er als een dolle hond achteraan.
Mikes blik dwaalde weer naar Merel. Een klein wit hondje drentelde langs haar benen. Ze kwam zijn kant op! Had ze hem gezien?
Ze had hem gezien! Zijn hart sloeg een slag over. Wat moest hij zeggen? Waarom kon hij niet meer als Mo zijn? Die zou meteen een verhaal gaan vertellen. Waarom was hij zo verschrikkelijk verlegen?
‘Hoi,’ zei Merel.
‘Hoi,’ zei Mike. ‘Lekker weertje, hè?’ Hij voelde zijn wangen warm worden.Lekker weertje? Zoiets zeiden alleen bejaarden.
‘Mooie hond,’ zei Merel. Ze wees naar Senna.
‘Ja,’ zei Mike, ‘jij ook.’ Zijn hoofd ontplofde bijna. ‘Ik eh bedoel: jouw hond is ook mooi.’ Hij knikte naar het witte hondje.
‘Van mijn oma,’ zei Merel. ‘Ze heeft een nieuwe knie gekregen, dus nu moet ik hem uitlaten.’
‘Oh.’
Daarna werd het stil. Mike staarde naar zijn schoenen. Waarom kwam er nu niet een geweldige grap in zijn hoofd? Of een stoere zin waardoor ze meteen verliefd op hem werd. Of gewoon… iets.
‘Doei,’ zei Merel.
‘Doei,’ zei Mike. ‘Groetjes aan je oma.’
Merel glimlachte en stak de straat over.
Groetjes aan je oma, herhaalde Mike in zijn hoofd. Weer zo’n bejaardenzin. Hij had toch wel wat anders kunnen zeggen? Hij had kunnen vragen of Merel zelf ook van honden hield. Of welk ras het hondje was. Of hoe het met haar oma was. Of-
‘Mike!’
Mo kwam hijgend aangerend.
‘Senna!’ schreeuwde hij. ‘Ze komt maar niet terug.’
‘Heb je goed geroepen?’ vroeg Mike.
‘Natuurlijk,’ antwoordde Mo. ‘Maar ze komt niet.’ Zijn stem klonk schor.
Mike stak twee vingers in zijn mond en floot.
‘Ze komt wel,’ zei hij. ‘Ze heeft zeker een andere hond gezien.’
Hij zette zijn handen aan zijn mond. ‘Sen-na! Kom!’ Er gebeurde niets.
Mike floot en schreeuwde tot zijn mond droog was.
Dit klopte niet. ‘Waar is ze naartoe gerend?’ vroeg hij.
Mo wees. ‘Ik heb de bal achter die struiken gegooid.’
Mike volgde Mo over het uitlaatveldje naar de struiken.
‘Senna!’ schreeuwde hij. ‘Kom!’
Hij staarde met ingehouden adem naar de struiken. Er bewoog geen takje, er klonk geen enkel blafje.
Mikes maag draaide. Dit was niets voor Senna. Ze gehoorzaamde altijd gelijk. Zo was ze afgericht. Er was iets mis, dat moest wel. Hij begon te rennen. Bij de struiken stonden ze even stil.
‘Is ze door de struiken gegaan?’ vroeg Mike.
Mo knikte.
Mike aarzelde niet langer. Hij duwde de takken opzij en worstelde zich door de struiken. Een paar momenten later stond hij aan de andere kant.
Toen zag hij haar: Senna lag op haar zij naast een sloot.
Ze lag stil.
Doodstil.