Code
Luuk en Elise bleven nog een tijdje stil in de bunker staan. Pas toen het geluid van voetstappen volledig verdwenen was, vroeg Elise: ‘Wat... wie waren dat?’ Haar stem trilde.
‘Criminelen,’ antwoordde Luuk. ‘Smokkelaars.’ Hij zei het alsof hij dit dagelijks meemaakte.
‘Hoe weet je zo zeker dat het criminelen zijn?’ vroeg Elise.
‘Lijkt me logisch,’ antwoordde Luuk. ‘Ze hadden het toch over een levering? Drugs natuurlijk. Of wapens ofzo.’
‘Drugs? Wapens?’ herhaalde Elise. ‘Kunnen ze het niet over iets anders hebben gehad? Iets… iets gewoons?’
‘Dacht ’t niet,’ antwoordde Luuk. ‘Of dacht je soms dat ze het over bosjes bloemen hadden ofzo?’ Hij lachte schamper.
‘Als dat zo is dan,’ zei Elise zacht, ‘dan moeten we naar de politie gaan.’
‘En dan?’ vroeg Luuk. ‘Denk je écht dat ze ons geloven?’ Hij pauzeerde even en zei toen: ‘We moeten bewijzen hebben. We moeten foto’s hebben!’ Dit was veel beter dan een interview inMens en Natuur. Dit was de kans van zijn leven. Smokkel op Texel: met zulke foto’s kwam hij in één klap in alle kranten. Wat zouden pap en mam opkijken!
‘Is dat niet gevaarlijk?’ vroeg Elise met een dun stemmetje. ‘Als het criminelen zijn… En als ze ons ontdekken...’
‘Dat gebeurt niet.’ Luuk maakte zijn fototas open en haalde er een lens uit. ‘Een telelens,’ zei hij. ‘We kunnen op afstand foto’s van die criminelen maken. Ze ontdekken ons nooit.’
‘Zeker?’ vroeg Elise.
‘Jazeker, de hypotheker!’ antwoordde Luuk.
Elise lachte wel, maar het was niet meer een voorzichtig glimlachje.
‘Zou het soms een code zijn?’
Elise drukte haar pen aan en uit. Aan en uit. Aan en uit.
Luuk schonk twee glazen limonade in en ging naast haar zitten. Voorlopig hadden ze de caravan voor zich alleen. Zijn ouders zouden nog wel een uurtje wegblijven. Elke dag gingen ze om tien uur naar het strand, en elke dag kwamen ze om drie uur weer terug. Elke dag hetzelfde. Elke dag naar het strand. Want Meggie vond het daar zo leuk. Meggie houdt zo van het water. Meggie houdt zo van de wind. Meggie houdt zo van het zand. Meggie-
‘Hallo!’ zei Elise. ‘Aarde aan Luuk.’ Ze zwaaide met haar hand voor zijn gezicht. ‘Wat denk jij? Denk je dat het een code is?’
Luuk keek naar het briefje dat voor hen op de tafel lag. Elise was zo slim geweest om iets van het gesprek tussen de twee mannen op te schrijven.
Op het velletje stond een rijtje met woorden.
200 uur.
Pee 16.
Bij pagga’s.
Normale levering.
Normale prijs.
Geen telefoons.
Luuk en Elise bleven nog een tijdje stil in de bunker staan. Pas toen het geluid van voetstappen volledig verdwenen was, vroeg Elise: ‘Wat... wie waren dat?’ Haar stem trilde.
‘Criminelen,’ antwoordde Luuk. ‘Smokkelaars.’ Hij zei het alsof hij dit dagelijks meemaakte.
‘Hoe weet je zo zeker dat het criminelen zijn?’ vroeg Elise.
‘Lijkt me logisch,’ antwoordde Luuk. ‘Ze hadden het toch over een levering? Drugs natuurlijk. Of wapens ofzo.’
‘Drugs? Wapens?’ herhaalde Elise. ‘Kunnen ze het niet over iets anders hebben gehad? Iets… iets gewoons?’
‘Dacht ’t niet,’ antwoordde Luuk. ‘Of dacht je soms dat ze het over bosjes bloemen hadden ofzo?’ Hij lachte schamper.
‘Als dat zo is dan,’ zei Elise zacht, ‘dan moeten we naar de politie gaan.’
‘En dan?’ vroeg Luuk. ‘Denk je écht dat ze ons geloven?’ Hij pauzeerde even en zei toen: ‘We moeten bewijzen hebben. We moeten foto’s hebben!’ Dit was veel beter dan een interview inMens en Natuur. Dit was de kans van zijn leven. Smokkel op Texel: met zulke foto’s kwam hij in één klap in alle kranten. Wat zouden pap en mam opkijken!
‘Is dat niet gevaarlijk?’ vroeg Elise met een dun stemmetje. ‘Als het criminelen zijn… En als ze ons ontdekken...’
‘Dat gebeurt niet.’ Luuk maakte zijn fototas open en haalde er een lens uit. ‘Een telelens,’ zei hij. ‘We kunnen op afstand foto’s van die criminelen maken. Ze ontdekken ons nooit.’
‘Zeker?’ vroeg Elise.
‘Jazeker, de hypotheker!’ antwoordde Luuk.
Elise lachte wel, maar het was niet meer een voorzichtig glimlachje.
‘Zou het soms een code zijn?’
Elise drukte haar pen aan en uit. Aan en uit. Aan en uit.
Luuk schonk twee glazen limonade in en ging naast haar zitten. Voorlopig hadden ze de caravan voor zich alleen. Zijn ouders zouden nog wel een uurtje wegblijven. Elke dag gingen ze om tien uur naar het strand, en elke dag kwamen ze om drie uur weer terug. Elke dag hetzelfde. Elke dag naar het strand. Want Meggie vond het daar zo leuk. Meggie houdt zo van het water. Meggie houdt zo van de wind. Meggie houdt zo van het zand. Meggie-
‘Hallo!’ zei Elise. ‘Aarde aan Luuk.’ Ze zwaaide met haar hand voor zijn gezicht. ‘Wat denk jij? Denk je dat het een code is?’
Luuk keek naar het briefje dat voor hen op de tafel lag. Elise was zo slim geweest om iets van het gesprek tussen de twee mannen op te schrijven.
Op het velletje stond een rijtje met woorden.
200 uur.
Pee 16.
Bij pagga’s.
Normale levering.
Normale prijs.
Geen telefoons.