Nu rook ik het ook. Brand! Ik nam een aanloop en beukte met mijn schouders tegen de deur. Het hout gaf wel een beetje mee, maar veel was het niet.
‘Samen!’ schreeuwde Suzanne. ‘Op drie. Eén… twee… drie!’
Samen stormden we op de deur af. Het hout kraakte, maar de deur bleef dicht.
‘Nog een keer!’
Weer beukten we tegen het hout. Weer niets.
Ik kuchte. De rook begon door de kieren het tuinhuisje binnen te komen. Ik hoorde het hout knetteren.
‘Ramen!’ riep Ben. ‘Zijn er ramen?!’
Suzanne en ik keken elkaar aan. De ramen in het tuinhuisje zaten hoog in de wand. Zonder een woord te wisselen wisten we wat we moesten doen: we pakten het bureau en tilden het onder de ramen.
Ik klom er meteen bovenop en begon tegen de kozijnen te bonken.
‘Klem,’ kreunde ik.
Suzanne reageerde gelijk. Ze sprong naast me op het bureau. Samen beukten we het kozijn los.
‘Jij eerst,’ zei Suzanne.
Ik duwde het raam helemaal open, trok mezelf op, klom door het raam en liet me zakken.
‘Nu Ben!’ riep ik zodra ik buiten stond.
Het duurde een eeuwigheid voordat ik Bens bovenlichaam door het raam zag komen.
‘Schiet op!’ Ik zag hoe het vuur razendsnel door het oude hout vrat. De wand van de ramen vatte vlam. De oranje tongen kropen langzaam likkend omhoog.
‘Nog een klein stukje,’ zei ik. Ik pakte Bens benen en hielp hem over het vuur op de grond. We deden snel een paar passen achteruit. De hitte werd bijna ondraaglijk. De kleine tongen waren ondertussen tot grote vlammen uitgegroeid.
Suzanne hing al half uit het raam. Ze keek omlaag. Haar ogen stonden angstig. Ze kon zich niet meer gewoon laten zakken. Het vuur was al bijna bij haar voeten.
‘Springen!’ schreeuwde ik zo hard ik kon. Meteen moest ik hoesten.
Suzanne sloot haar ogen, zette zich af en sprong. Ze gilde.
Daarna werd het doodstil.
‘Samen!’ schreeuwde Suzanne. ‘Op drie. Eén… twee… drie!’
Samen stormden we op de deur af. Het hout kraakte, maar de deur bleef dicht.
‘Nog een keer!’
Weer beukten we tegen het hout. Weer niets.
Ik kuchte. De rook begon door de kieren het tuinhuisje binnen te komen. Ik hoorde het hout knetteren.
‘Ramen!’ riep Ben. ‘Zijn er ramen?!’
Suzanne en ik keken elkaar aan. De ramen in het tuinhuisje zaten hoog in de wand. Zonder een woord te wisselen wisten we wat we moesten doen: we pakten het bureau en tilden het onder de ramen.
Ik klom er meteen bovenop en begon tegen de kozijnen te bonken.
‘Klem,’ kreunde ik.
Suzanne reageerde gelijk. Ze sprong naast me op het bureau. Samen beukten we het kozijn los.
‘Jij eerst,’ zei Suzanne.
Ik duwde het raam helemaal open, trok mezelf op, klom door het raam en liet me zakken.
‘Nu Ben!’ riep ik zodra ik buiten stond.
Het duurde een eeuwigheid voordat ik Bens bovenlichaam door het raam zag komen.
‘Schiet op!’ Ik zag hoe het vuur razendsnel door het oude hout vrat. De wand van de ramen vatte vlam. De oranje tongen kropen langzaam likkend omhoog.
‘Nog een klein stukje,’ zei ik. Ik pakte Bens benen en hielp hem over het vuur op de grond. We deden snel een paar passen achteruit. De hitte werd bijna ondraaglijk. De kleine tongen waren ondertussen tot grote vlammen uitgegroeid.
Suzanne hing al half uit het raam. Ze keek omlaag. Haar ogen stonden angstig. Ze kon zich niet meer gewoon laten zakken. Het vuur was al bijna bij haar voeten.
‘Springen!’ schreeuwde ik zo hard ik kon. Meteen moest ik hoesten.
Suzanne sloot haar ogen, zette zich af en sprong. Ze gilde.
Daarna werd het doodstil.